Stem van Grave – Kim over haar verwerkingsproces
Kim: Het leven is moeilijk maar wel boeiend en zinvol.
Deel twee van het interview met Kim van Iersel door Truus Rütter
Tussen het vorige interview met Kim en dit zijn vier jaar verstreken. Haar verhaal maakte destijds grote indruk op de lezers van “De Stem Van Grave“. In dit tweede interview vertelt ze hoe het met haar is gegaan. Het eerste interview met Kim vond plaats toen zij al enkele maanden op Het Loo Erf in Apeldoorn aan het revalideren was. Ze leerde daar stoklopen en koken, maar vooral ontmoette ze er mensen die ook moesten leren leven met blindheid en het was belangrijk voor haar te ontdekken dat zij niet de enige was voor wie het leven hard en moeilijk was. Destijds was ze van plan om Frans te gaan studeren maar het is anders gelopen.
Inmiddels is Kim derdejaars studente hbo-maatschappelijk werk in Den Bosch en loopt ze stage bij het Instituut voor Maatschappelijk Werk in Tilburg-Noord. In de afgelopen periode is ze vrijwel met niets anders bezig geweest dan met studeren en leren leven met haar handicap.
Door de telefoon heeft ze me de route trefzeker uitgelegd. Het Instituut voor Maatschappelijk Werk staat naast een school in een parkachtige omgeving. Als ik naar haar vraag, krijgt ze een telefonisch seintje dat ik ben gearriveerd en even later hoor ik getrippel in de lange gang en komt eerst haar hond Breeze de hoek om en dan Kim. Ze is veranderd. Ze beweegt zich veel zekerder en heeft een andere, meer evenwichtige uitstraling. Ze draagt een moderne bril die de aandacht afleidt van de littekens op haar voorhoofd. Na onze begroeting gaat ze me voor naar een van de spreekkamers. “Ik heb toch zoveel reacties gehad op dat verhaal van destijds”, zegt ze. “Dat heeft me heel erg getroost en goed gedaan. Een mevrouw schreef me, dat zij het erg moeilijk had, maar dat ze af en toe mijn verhaal las en dat ze er dan weer tegen kon. Er was enige tijd geleden zelfs een meneer die zei dat hij er drie jaar over had nagedacht en dat hij besloten had dat ik zijn hoornvliezen mocht hebben. Ik was erg ontroerd dat iemand op deze manier aan mij heeft gedacht, maar ik moest hem uitleggen, dat nieuwe hoornvliezen mij niet kunnen helpen.”
Op mijn vraag of ze enigszins met haar handicap heeft leren leven, denkt ze even na … “Ja en nee”, zegt ze dan. “En dat is nou typisch een opmerking die ik mezelf de laatste tijd regelmatig hoor maken. Het is altijd: goed, maar …Natuurlijk gaat het beter dan destijds, maar oh er is nog zoveel moeilijks! Aan Het Loo Erf denk ik niet graag terug. Natuurlijk, ik heb er veel geleerd maar het was zo’n vreselijk zware tijd. Ik heb me daar zo hulpeloos en ongelukkig gevoeld; ik zat nog midden in het verwerkingsproces en was aan veel dingen mentaal nog niet toe.
Daarna heb ik een tijd thuisgezeten en heb ik veel energie gestoken in het verwerken van mijn verdriet om Henry, in het verbeteren van mijn braille, en in het weer oppakken van heel gewone dingen. Inmiddels wist ik dat ik beter geen Frans kon gaan studeren maar iets met mensen moest gaan doen. Zo ben ik op de hbo maatschappelijk werk terechtgekomen. De studie is voor mij veel zwaarder dan voor anderen. Om bijvoorbeeld 150 pagina’s uit een boek te kennen, ben ik wéken bezig. Via je leesregel op de computer kun je elke keer maar een heel klein stukje overzien en om aantekeningen te maken moet je in verschillende documenten tegelijk werken. Mijn vader en moeder hebben me heel veel uit studieboeken voorgelezen, maar als je dan later iets terug wilt vinden, moet je weer zóveel cassettes afluisteren. In die dingen ben ik gewoon nog niet handig en in feite wil ik het het liefst allemaal zelf doen. Gelukkig heb ik sinds kort een scanner zodat ik in elk geval alles wat ik zelf wil lezen in mijn computer kan zetten.”
“Verleden jaar heb ik ook vrij veel van school verzuimd omdat ik zo tegen het reizen opzag. Een vriendin met wie ik reisde ging voor een jaar naar Amerika en ik was steeds bang, dat degenen die ik op het perron meestal tref, er niet zouden zijn. Soms waren ze er ook niet en dan durfde ik niet alleen de trein in. Met Breeze is dat wel veranderd. Ik voel me niet meer zo alleen en het is natuurlijk veel veiliger. Je kunt je nauwelijks voorstellen wat Breeze allemaal voor me doet. Ze is heel knap! Ik had laatst trouwens een leuke ontmoeting. In “De Stem van Grave” stond een interview met een blinde jongen die ook in Den Bosch werkt en die ook een hond heeft. Ik had al een paar maal meegemaakt dat Breeze en ik iemand met een hond tegenkwamen. Breeze en die andere hond kenden elkaar waarschijnlijk van hun opleiding dus die snuffelden wat aan elkaar en ik zei dan maar niets. Maar toen ik dat interview gelezen had, realiseerde ik me dat het die jongen moest zijn die aan die hond vastzat en toen Breeze weer eens zo blij snuffelde zei ik: “Jij bent vast Toine.” Het was inderdaad zo. We hebben een leuk gesprek gehad.
Weet je wat ik heel moeilijk vind? Om hulp vragen! Voordat ik het ongeluk kreeg, heb ik daar nooit over nagedacht. De dingen gingen gewoon vanzelf. Als je de weg niet wist of wanneer je iets niet kon, schoot er altijd wel iemand te hulp of je vroeg het gewoon. Nu is dat allemaal niet meer zo vanzelfsprekend. Neem nou de school. Sinds enige tijd zitten we in een groot nieuw gebouw. Voor mij is dat een absolute ramp want ik ben er elke keer de weg kwijt. Er zijn twee kantines. Die waar gerookt mag worden en een andere. In de pauze loop ik dan bijvoorbeeld af op het geluid van pratende mensen en dan moet ik heel goed luisteren of ik wel of geen asbakken hoor want dat is voor mij de enige manier om erachter te komen in welke kantine de mensen zitten die ik zoek. Sinds het ongeluk kan ik namelijk niet meer ruiken en dat is juist met mijn handicap erg lastig. Ik sta daar dan zo’n beetje en als er na verloop van tijd niemand roept: “Wij zitten hier, Kim”, dan loop ik naar de andere kantine waar ik ook een tijdje sta en wanneer ook daar niemand iets tegen me zegt ga ik met Breeze maar een beetje buiten lopen. Nu ik het zo vertel, hoor ik zelf dat het een beetje zielig klinkt en dat wil ik niet, maar zo gaat het wel.
Nu zul je zeggen: waarom regel je het dan niet beter, waarom maak je geen afspraken met je klasgenoten? Wel, dat is juist zo moeilijk. Aan de ene kant ben ik heel hard bezig om zo onafhankelijk mogelijk te worden en aan de andere kant zijn er teveel dingen die niet lukken. In het begin, toen ik nog heel afhankelijk en hulpeloos was, waren er altijd mensen om me heen die me graag de hele dag hielpen. Dat ging me tenslotte ook een beetje benauwen en toen ben ik me wat anders gaan opstellen. Dat had tot gevolg dat men ook niet meer wist wat ik nu eigenlijk wilde en me soms een beetje liet aantobben. Ik weet dat ik vaak niet duidelijk genoeg ben. Dat ik in mijn positie vaker op een ander zou kunnen afstappen en om hulp zou moeten vragen maar dan ben ik weer bang dat men dat belastend vindt en dan denk ik: misschien lukt het me wel en dan heb ik het zélf gekund. Het is een wankel evenwicht tussen het zoeken naar onafhankelijkheid en het afhankelijk zíjn.
“De school is, ook in een ander opzicht, heel confronterend. Het is een sociale opleiding: men is dus veel bezig met het signaleren en uitspreken van gevoelens en problemen. Ik merk, dat ik daar nog tamelijk kwetsbaar in ben. Ik wil mensen best over mijn problemen vertellen maar er zijn wel grenzen. Datgene wat ik redelijk heb verwerkt is nog zo broos. Daar moeten anderen niet te vaak en te vanzelfsprekend aan willen komen. Er zijn docenten die dat heel moeilijk kunnen aanvaarden en dat vind ik niet eerlijk. Ik ben een gemakkelijk slachtoffer want iedereen ziet aan mij wat er met mij is en daar beginnen ze dan over door te vragen. Ik vind het niet eerlijk omdat er veel anderen zijn die ook het nodige hebben meegemaakt maar omdat het bij hen niet zo duidelijk herkenbaar is, hoeven zij zich niet steeds zo bloot te geven.
Ik ben heel erg blij met mijn stageplek hier in Tilburg-Noord. Maar daardoor ben ik in de afgelopen weken wel tegen allerlei moeilijkheden aangelopen waar ik haast moedeloos van word. Ik heb zelf het idee, dat het redelijk gaat. Ik maak bijvoorbeeld een afspraak met een cliënt en dan zeg ik door de telefoon al dat ik blind ben en een hond heb. Als cliënten dan komen, zijn ze voorbereid. Over het gesprek dat we dan vervolgens hebben, ben ik meestal redelijk tevreden. Ik kan dan wel geen oogcontact maken, maar ik geloof dat ik toch vrij goed heb leren luisteren en dat ik een aantal andere signalen goed oppik. Kortom, ik heb er zelf wel vertrouwen in.
Nu blijkt dat mijn supervisor van school het heel moeilijk vindt om met mij en mijn handicap om te gaan. Dat zegt ze ook. Ze neemt aan dat de cliënten dat ook zo ervaren en ze wil dus eigenlijk dat ik na elk gesprek informeer of de mensen last hebben gehad van mijn handicap. Maar dat gaat mij echt te ver. Ik kan dan wel niet zien maar dat hoeft in een goed gesprek niet per se van invloed te zijn. Ik maak me nu erg ongerust over mijn opleiding en over de beoordeling en ik merk, dat ik nog erg kwetsbaar ben. Dat er nog heel veel onverwerkt verdriet zit. In de afgelopen jaren heb ik heel hard gewerkt aan de compensatie van mijn handicap. Ik ben braille gaan leren, ik heb leren stoklopen, ik heb honderd trucs geleerd om bijvoorbeeld koffie in te schenken of mijn kleren te kunnen terugvinden, maar dat alles heeft nog niets te maken met acceptatie. Daar kom ik misschien pas in de komende jaren aan toe.
Hoewel Kim de zwaarte van het leven van alledag heel goed duidelijk maakt, is er toch iets in haar waardoor ze absoluut niet zielig is. Ze heeft door alle pijnlijke en soms onoplosbare problemen heen toch iets stralends, iets hoopvols.Als ik daar iets van zeg, reageert ze: “Ja, ik geloof ook echt, dat ik het wel red. Als ik zie, hoe ver ik nu al gekomen ben, dat had ik nooit voor mogelijk gehouden. En bovendien: ik ben verliefd, heel erg verliefd. Op een popconcert heb ik een fantastische man ontmoet en sinds acht maanden zien we elkaar zoveel mogelijk. Bij hem voel ik me echt thuis, op mijn gemak en allerminst gehandicapt. Na een weekend samen zit ik weer boordevol energie. Ik leef heel erg bij het moment. Laatst zei iemand: Oh, wat zal die man van jou een zwaar leven krijgen, want jij kunt niet koken en niet strijken en niet stofzuigen. “Nou,” zei ik, “hij zal het misschien niet gemakkelijk krijgen maar koken, strijken en stofzuigen kan ik allemaal best!”
“Ik geloof dat ik ook steeds beter leer om blind te zijn. Dat is een proces. In het begin werd ik doodmoe van alle pogingen om me te herinneren hoe de mensen en de dingen er eigenlijk uit zagen. Ik weet dat ik me in die eerste twee jaar soms wel voor mijn hoofd kon slaan dat ik zo onoplettend was geweest toen ik nog gewoon kon zien. Nu heb ik dat beeld minder nodig. Als iemand tegen me zegt dat hij blauwe ogen en rood haar heeft, dan zegt me dat eigenlijk niets. Alle mensen die ik na het ongeluk heb leren kennen hebben voor mij toch wel een bepaalde kleur waardoor ik mij hen herinner. Het gezicht van mijn moeder kan ik me nog heel goed voor de geest halen. Maar laatst realiseerde ik me, dat ze er inmiddels alweer anders moet uitzien. Toen het ongeluk net gebeurd was, zei iemand tegen me dat ik erg veel geluk had gehad dat ik het had overleefd. Over zo’n opmerking kon ik werkelijk razend worden. Nu, na bijna vijf jaar, kan ik zeggen dat ik blij ben dat ik er nog ben. Mijn leven loopt volslagen anders dan ik ooit had kunnen denken. Het is vaak moeilijk, maar boeiend en zinvol is het wel.
December 1995
Naschrift:
Kim heeft haar stage verlengd met een extra jaar. Momenteel werkt ze bij een ander bureau voor maatschappelijk werk in Tilburg-Zuid, haar ouders hebben een nieuw huis gekocht waarvan Kim de bovenverdieping betrokken heeft en waar ze sinds enige tijd samenwoont met haar vriend.
Stem van Grave en de KSBS
KSBS
De Katholieke Stichting voor Blinden en Slechtzienden (KSBS) werft sinds 1887 fondsen om blinde en slechtziende mensen betere kansen te bieden in het leven.
De Stem van Grave informeert u over nieuws en ontwikkelingen in de wereld van slechtziende en blinde mensen. Iedereen die de KSBS jaarlijks met een vrijwillige bijdrage ondersteunt ontvangt De Stem van Grave viermaal per jaar.