De vrouw is veel kieskeuriger dan de man
Verschenen op 27/06/2001
Auteur Mathieu Snykers
Dat vrouwen minder vreemd gaan, is eerder cultureel dan genetisch bepaald. Het kleine verschil met de grote gevolgen is waarschijnlijk het resultaat van onze verschillende genetische strategie: vrouwen mikken op kwaliteit, mannen op kwantiteit. Het spanningsveld dat daardoor ontstaat, leidt tot veel pret maar ook tot vele frustraties. De wetenschap helpt ons daar alweer overheen.
Dat mannen en vrouwen een erg verschillende seksuele ingesteldheid hebben hoeft weinig betoog. Vrouwen zijn echter lang niet zo romantisch ingesteld als meestal wordt aangenomen. Onderzoek heeft aangetoond dat vrouwen eerder zorgzaam en pragmatisch zijn, terwijl de man meer geleid wordt door passie (eros) en spelletjes (ludus). De verklaring is eenvoudig: seks is veel riskanter voor vrouwen. Zij zijn het die, als ze zwanger geraken, in eerste instantie er voor moeten zorgen dat hun baby over de nodige middelen kan beschikken om op te groeien tot onafhankelijkheid. In principe kan de man doen of zijn neus bloedt.
Kieskeurige vrouw
Vrouwen zijn derhalve veel selectiever bij de keuze van een partner omdat elke seksuele betrekking tot een bevruchting kan leiden, waar zij dan mee opgezadeld zitten. De man moet zich minder zorgen maken. Hij is dan ook veel minder selectief en zal gemakkelijker van partner wisselen.
Reeds in 1948 schreef de seksuoloog A.C. King: “Mannen zouden haast allen promiscue zijn gedurende hun gehele leven als er geen (sociale) beperkingen waren.” Globaal kan je daarom stellen dat de voortplantingsstrategie van de vrouw kwalitatief van aard is – zij wil de partners met de beste genen voor de weinige kinderen die zij krijgen kan – en die van de man kwantitatief: hoe meer vrouwen hij bevrucht, hoe groter de kans dat zijn genen voortbestaan, zelfs al zijn er daarbij een aantal mislukkingen.
De hang naar macht
Wat de man monogaam houdt, of relatief monogaam, is daarom waarschijnlijk niet een aangeboren neiging tot monogamie, maar een culturele beperking: er zijn maar evenveel vrouwen als mannen, dus normaal gesproken moet hij buitenmatig veel inspanningen doen om er meer dan één te bezitten. Het gedrag van nogal wat alleenheersers en tirannen in de geschiedenis bewijst dat er mannen zijn die dit er voor over hebben.
Waarschijnlijk is de lust om meerdere vrouwen te bezitten wel de dieperliggende en deels onbewuste drijfveer waarom zoveel mannen naar macht en geld en status streven. Helaas voor hen: als ze die dan bezitten, dan zijn hun krachten vaak uitgeput en vallen ze – door de werking van de endorfines – als een blok in slaap (zie Imediair nr. 25 van 20 juni 2001, Ook de liefde wordt in haar blootje gezet, nog te raadplegen via www.imediair.be). Het gevolg is dan soms dat hun vrouw het elders moet gaan zoeken en hen mogelijk bedriegt met een machotype zonder macht maar wel met sterke genen, en vooral: met sterke feromonen in hun okselzweet.
Dergelijke scenario’s zijn in de huidige tijd steeds meer mogelijk, omdat vrouwen zich vrijheden hebben verworven waar zij in het verleden slechts van konden dromen. De vrouwelijke seksualiteit bloeit daarom misschien vandaag maar echt open. Met het huidig arsenaal van voorbehoedsmiddelen is de vrouw immers ook geëvolueerd naar een persoon die seks enkel voor het plezier kan opzoeken, zonder zich zorgen te moeten maken over mogelijke ongewenste gevolgen.
Daarbij vallen meteen een aantal onvermoede karakteristieken op. De seksuele behoeften van de vrouw wisselen bijvoorbeeld sterker dan die van de man. Wij vermoedden dat al, nu weten we het wel zeker. Dat proces wordt immers voor een groot deel gestuurd door de hormonen oestrogeen en progesterone. Die kunnen de drang naar seks stimuleren of onderdrukken. De productie van die hormonen varieert in de loop van de menstruatiecyclus, en vertoont een piek bij de eisprong. Tegelijkertijd verandert de perceptie van aantrekkelijkheid en zullen vrouwen dan eerder worden aangetrokken door het macho-type.
Dat zou betekenen dat ze gedurende de piek meer geïnteresseerd is in het krachtige mannetje dat de kans vergroot op ‘krachtige’ genen voor haar nageslacht. Buiten de piekperiode zou de vrouw meer neigen naar het zachtaardige type: het Sint Jozef-karakter, de brave voedstervader die goed zorgt voor haar kroost, zonder zich te veel af te vragen of die ook wel van hem is.
Het sperma vermengen
Vrouwen hebben dus onbewust een dubbele behoefte, die waarschijnlijk uit de oertijd stamt: ze willen enerzijds een man die via een goede economische ondersteuning – het binnenleveren van zijn jachtbuit bijvoorbeeld – de overlevingskansen voor haar nageslacht verhoogt. Maar daarnaast verlangen ze – als ze de culturele remmingen vergeten – tussendoor naar het machotype dat zich van hen en hun kroost niets aantrekt en zijn zaad overal verspreidt. En dit omdat zo’n machotype zonen verwekt die mogelijk hetzelfde gedrag vertonen en dus een optimale kans op genetische diffusie bewerkstelligen.
Sommige vrouwen eten van beide ruiven, zo blijkt uit het Britse onderzoek van Robin Baker beschreven in The Sperm War. Ze hebben seks met de macho gedurende de piekperiode en met het zachtere type buiten die periode. De kans dat de genen van het machotype het halen van de andere wordt vergroot omdat ze met dat type persoon gemakkelijker een orgasme kan krijgen, hetgeen de kans op bevruchting verhoogt. Dat dit geen fabeltje is bewijst genetisch onderzoek dat onafhankelijk van elkaar stiekem verricht werd in Londen, Liverpool en bij ons in Gent. Daaruit blijkt dat tussen de tien en twintig procent van alle wettige kinderen feitelijk niet de afstammelingen zijn van hun wettige vader. Een cijfer dat merkwaardig sterk overeenstemt met wat is waargenomen bij zogenaamde ‘monogame’ vogelsoorten, zwaluwen en mezen. Dit betekent niet dat tien à twintig procent van de coïtussen buitenechtelijk zijn, zo stelt Baker. Zijn enquête heeft namelijk uitgewezen dat als vrouwen vreemd gaan ze daarbij lang aarzelen, daaraan slechts toegeven als hun cyclus op zijn vruchtbaarste moment is en uitgerekend dan heel vaak – en heel onbewust – de pil vergeten. Tegelijkertijd hebben ze dan spontaan de neiging om zeer snel na het vreemdgaan seks te hebben met hun vaste partner. Niet alleen camoufleren ze op die manier een eventuele zwangerschap – wat een bewuste daad zou zijn, maar dat speelt maar een marginale rol – wat belangrijker is: onbewust ’testen’ ze beide mannen door hun zaad met elkaar in competitie te brengen.
Que le meilleur gagne.
De samenvattende conclusie van Bakers onderzoek was alleszins dat vrouwen zeer weinig vreemd gaan, maar áls ze het doen dan hebben ze procentueel gesproken wel zeer vaak prijs.
In ruil voor een banaan
Hoe onwaarschijnlijk dit ook moge klinken, deze recente bevindingen van een veel grotere – en veel stiekemere – vrouwelijke promiscuïteit dan we ooit durfden denken, wordt bevestigd in het onderzoek bij onze neven de primaten. Bij apensoorten werd namelijk geconstateerd dat de hoeveelheid zaadcellen die het mannetje loost bij het vrijen afhangt van het gedrag van de wijfjes. Bij de bonobo’s, de kampioenen van de vrije seks, zijn de vrouwtjes heel gewillig, zij doen ‘het’ tot tien-twintig keer per dag met steeds wisselende mannen. Het bonobobestaan – dat is ruim bekend – is een seksueel festijn, deze primaten gebruiken seks zelfs voor sociale doeleinden. Prostitutie vinden ze heel gewoon, een wijfje is er niet te beroerd om een nummertje te plegen in ruil voor een banaan. Mannelijke bonobo’s lozen bijgevolg een enorme hoeveelheid sperma bij elke geslachtsdaad. Dat komt, volgens evolutionaire biologen, omdat in de baarmoeder van het wijfje een ware oorlog wordt gevoerd tussen het sperma van de mannetjes die met haar seks hebben gehad. Sperma bestaat blijkbaar niet enkel uit ‘vruchtbaarheidscellen’, zo heeft men ontdekt, maar bevat eveneens ‘soldatencellen’. Die hebben als functie het sperma van de rivaal te vernietigen en de eigen collega’s te verdedigen. De kans om te winnen is nu eenmaal groter met meer krijgers en daarom zouden bonobo’s nogal kwistig zijn met sperma.
De monogame gibbons daarentegen produceren heel weinig sperma. Grote hoeveelheden zou een verspilling van de natuur zijn, want het sperma van de levensgezel is toch het enige dat in het hondstrouwe wijfje terecht komt. De chimpansees die dan weer minder promiscu zijn dan de bonobo’s maar toch ook niet zo monogaam als de gibbons, zitten in de middenmoot. En daar situeert de mens zich eveneens. De mens is dus geen gibbon, die van nature uit monogaam is. Hij is ook niet de hele dag met seks bezig als de bonobo’s. Maar zijn mannelijke gedeelte kan maar moeilijk een wijfje laten gaan als dat signalen geeft van goede wil.
Vrouwen zijn alleszins evolutionair gezien niet vies om vreemd te gaan, want anders kon de man het met veel minder sperma stellen. Dat ze het niet zo vaak doen, heeft waarschijnlijk meer te maken met culturele beperkingen dan met een biologische weerzin.
Terwijl de man echter permanent promiscu is van nature, is de vrouw dat periodiek. Dat geeft aanleiding tot problemen, want niet elke man die op zoek gaat naar een vrouw vindt er gemakkelijk één. Dat verklaart ook het succes van vrouwelijke maar niet van mannelijke striptease, barmeisjes, prostitutie (al komt daar langzaamaan wel een kentering in, naar het schijnt, en vormt het Chippendales-verschijnsel een teken aan de wand). Het feit echter dat de vrouw niet altijd behoefte heeft aan seks is meermaals het onderwerp van min of meer gefrustreerde gesprekken onder mannen. Ze realiseren zich echter te weinig dat de natuur zelf voor dat soort gedrag heeft geopteerd.
Seks tussen onze oren
Hoe krachtig de biochemie ondertussen als wapen kan zijn wordt op een fantastische wijze geïllustreerd door het gedrag van een soort prairiemuis die gedurende haar hele leven trouw blijft aan de partner waarmee ze voor het eerst een seksuele betrekking heeft gehad. Dat gedrag is zo dominant dat ze celibatair blijft als de partner sterft. Een team van de Emory Universiteit in de Verenigde Staten is er in geslaagd het gen te identificeren en af te scheiden dat voor dat gedrag verantwoordelijk is. Ze hebben dat gen ingeplant in een ander soort muis, die wel aanverwant is aan de eerste, maar een heel ander seksueel gedrag vertoonde. Met als gevolg dat die promiscue muis ook absoluut monogaam werd.
De onderzoeksverantwoordelijk Thomas Insel meent dat de verklaring te zoeken is in het afscheiden van het oxytocine en vasopressine te samen met een geheugeneffect. De kenmerken van de partner worden samen met de productie van de ‘gelukshormonen’ in het geheugen gegrift op een plaats die te maken heeft met gewoontevorming, met als gevolg dat de partners aan elkaar ‘verslaafd’ geraken. Ze zoeken elkaar op om terug die heuglijke momenten te beleven. Er is niets in hun geheugen dat hen zegt dat ze dat ook met een andere muis kunnen beleven.
Gedachten blijken dus veel meer te zijn dan elementen die we ergens in ons geheugen stockeren om ze later, indien nodig terug op te roepen. Ze kunnen de aanzet zijn tot gedragsprocessen. Dat heeft elk verliefd stel al eens ondervonden. Mogelijk zullen we binnen enkele jaren naast de Viagra ook een ‘verliefdheidspil’ ontwikkelen op basis van de combinatie van oxytocine en vasopressine en zullen er huwelijkscontracten ontstaan waarin beide partners zich ertoe verbinden dagelijks zo’n pilletje in te nemen?
Nou, volgens mij is menige vrouw minder kieskeurig dan ik…
Hoe definieer je dus “de vrouw”?
Verder is het wel een grappig stukkie tekst.
Mag ik daar nog eens even over nadenken?
Ik ga eerst een banaantje eten!!! En met mijn hondje naar de duinen. Toedeloe, tot later! 😉
Haha! 😀
“Om het geluk in de liefde te leren kennen moet u zonder blind te zijn de ogen weten te sluiten.”