Anne’s jeugd
Johanna "Anne" Sullivan werd geboren op 14 april 1866 in Feeding Hills (Massachusetts) als dochter van arme Ierse immigranten. De jeugd van Anne was vol problemen. Haar vader had een opvliegend karakter, maar haar moeder was een zorgzame vrouw. De familie viel ten gevolge van ziekte uit elkaar en ook Anne zelf was verre van gezond. Op vijfjarige leeftijd werd Anne vrijwel blind. De oorzaak hiervan is niet helemaal duidelijk. Over het algemeen wordt aangenomen dat Anne’s blindheid veroorzaakt werd door trachoom (een besmettelijke, chronische ontsteking van het oogbindvlies en het hoornvlies). Toen Anne acht jaar oud was overleed haar moeder en Anne kreeg de zorg voor de huishouding op haar jonge schouders. Haar gezichtsvermogen ging echter steeds verder achteruit en op een zeker moment was zij absoluut niet meer in staat de huishouding te doen. Op 22 februari 1876 werd Anne in het armenhuis van Tewksbury geplaatst.
Op 7 oktober 1880 werd Anne toegelaten tot "Perkins Institution and Massachusetts School for the Blind" in Boston. Ze kreeg al snel de bijnaam "vuurspuwer" wegens haar grofheid en slechte gedrag. Dankzij een aantal operaties kreeg Anne haar gezichtvermogen weer gedeeltelijk terug en ze kreeg de taak om kleinere blinde kinderen te helpen. Anne’s favoriete beschermeling was Laura Bridgman, het eerste doof-blinde kind in de Verenigde Staten dat naar school ging.
Deze Laura kreeg onder meer les in het handalfabet. Dat is een gebarentaal waarbij elke letter als gebaar wordt weergegeven in de handen van de doof-blinde persoon, zodat hij of zij het kan voelen. Elke letter heeft een apart gebaar. Dat betekent dat woorden en zinnen gespeld kunnen worden. Het betekent ook dat complexe en abstracte ideeën tot uitdrukking gebracht kunnen worden. Anne leerde dit alfabet ook om op die manier met Laura te kunnen communiceren.
Anne zelf bleek een snelle leerling te zijn en ze won het respect van haar docenten en medeleerlingen. In 1886 studeerde Anne af en mocht ze de afscheidstoespraak voor haar klas houden, wat op Amerikaanse scholen als een grote eer beschouwd wordt.
Het isolement van Helen Keller
De andere hoofdpersoon van dit artikel, Helen Keller, werd geboren op 27 juni 1880 in Tuscumbia (Alabama) als dochter van Arthur Henley Keller, een kranten redacteur die in het geconfedereerde leger gediend had, en Kate Adams Keller. Ze was een levendig en vrolijk kind met een vriendelijk karakter. Ze kon al lopen en een paar eenvoudige woorden zeggen (volgens haar moeder kon ze als 6 maanden oude peuter al "How d’ye" en "tea, tea, tea" zeggen, terwijl ze water aanduidde met "wah-wah") toen ze op de leeftijd van 19 maanden getroffen werd door wat toen "hersenkoorts" werd genoemd. Mogelijk ging het om hersenvliesontsteking of wellicht om roodvonk. De gevolgen van haar ziekte waren in ieder geval rampzalig; Helen werd doof en blind, zodat ze volledig van haar omgeving werd afgesneden.
In die tijd dacht men dat de "hersenkoorts" een ernstige geestelijke handicap veroorzaakte. Dat doof-blinde kinderen zich nauwelijks wisten te ontwikkelen, omdat ze eenvoudigweg hun omgeving niet konden begrijpen, was toen niet algemeen bekend. Ook in Helen’s omgeving had men hier geen benul van, en haar familie wist dan ook niet hoe ze Helen kon helpen.
De kleine Helen besefte zelf niet goed wat er aan de hand was. Ze merkte wel dat het erg donker en stil was geworden, maar het drong niet tot haar door dat er echt iets vreemds gebeurd was. "Waarschijnlijk vond ik alleen maar dat de nacht erg lang duurde en vroeg ik me af wanneer het dag zou worden", zo zou Helen later zelf vertellen. Ze begon al snel de wereld te verkennen waarbij ze van haar overgebleven zintuigen gebruik maakte. Ze volgde haar moeder overal waar ze ging, zich stevig aan haar moeder’s rokken vasthoudend. Ze betastte en rook alles wat ze in haar handen kreeg en raakte de handen van andere mensen aan om te weten te komen wat ze aan het doen waren. Door die handelingen na te doen, was ze al snel in staat om sommige klusjes uit te voeren. Zo leerde ze onder andere koeien te melken en deeg te kneden. Ze leerde zelfs om mensen te herkennen door aan hun gezicht of kleren te voelen. Ook kon ze bepalen waar ze zich in de tuin bevond door de geur van de bloemen of de structuur van de grond onder haar voeten.
Helen wist zelf een manier te verzinnen waarop ze op beperkte schaal met haar familie kon communiceren. Als ze brood wilde hebben, dan deed ze alsof ze brood sneed en boter op de boterhammen smeerde.
Wilde ze ijs, dan sloeg ze haar armen om zich heen en deed of ze rilde van de kou. Als ze de aandacht van haar vader wilde, dan immiteerde ze hem door zogenaamd een bril op te zetten. Op die manier ontwikkelde ze ruim zestig gebaren, waarmee ze min of meer duidelijk kon maken wat ze wilde. Door haar eigen doorzettingsvermogen slaagde ze erin zich staande te houden in een vreemde en verwarrende wereld. Maar ook zij had haar beperkingen.
Op vijfjarige leeftijd begon Helen zich te realiseren dat zij anders was dan de anderen. Ze merkte dat haar familie geen gebaren gebruikte zoals zij, maar dat ze met hun mond praatten. Soms stond ze tussen twee mensen in en raakte hun lippen aan. Ze begreep absoluut niet wat ze zeiden en kon zelf ook geen betekenisvol geluid maken. Ze wilde praten, maar hoe ze ook haar best deed, ze was niet in staat zichzelf verstaanbaar te maken. Ze werd hierdoor soms zo kwaad, dat ze schreeuwend en schoppend door de keuken raasde.
Naarmate Helen ouder werd, groeide haar frustratie en haar woedeaanvallen werden steeds erger. Ze werd wild en onhandelbaar. Als ze haar zin niet kreeg, dan volgde er weer een woedeaanval, die pas ophield als haar familie toegaf. Haar favoriete trucjes waren eten van andermans bord graaien of breekbare dingen op de vloer gooien. Eén keer gooide ze de wieg met haar jongere zusje Mildred om, waarbij haar moeder Kate het kind nog net kon opvangen voordat het op de vloer viel. Een andere keer slaagde Helen erin haar moeder in de voorraadkast op te sluiten. Het werd steeds duidelijker dat er iets moest gebeuren.
Helen’s ouders namen contact op met een bekende oogarts in Baltimore, die zich speciaal met blinden bezig hield. Ze brachten Helen bij hem en hij bracht de familie in contact met Alexander Graham Bell. Alexander Graham Bell was niet uitsluitend de uitvinder van de telefoon. Hij was ook een vooraanstaand deskundige op het gebied van onderwijs aan doven. Hij merkte Helen’s aangeboren intelligentie op en het was voor Bell snel duidelijk dat Helen dringend behoefte had aan een privé docent. Hij nam contact op met Michael Anagnos, de directeur van Perkins. Het was voor de direkteur duidelijk dat Anne Sullivan, die kort daarvoor aan zijn instituut was afgestudeerd en al de nodige ervaring had opgedaan met de doof-blinde Laura Bridgman, de meest geschikte persoon was om Helen Keller te onderwijzen en hij vroeg haar naar Tuscumbia te vertrekken. Anne twijfelde in eerste instantie, maar uiteindelijk nam ze de uitdaging toch aan. Op 3 maart 1887 stapte ze in het station van Tuscumbia uit de trein, waar ze werd opgevangen door Helen’s moeder Kate.
Helen en Anne, de beginjaren
Helen was zich er die dag van bewust dat er iets bijzonders stond te gebeuren. Toen haar moeder Kate en Anne Sullivan bij het huis arriveerden, stond ze al op de veranda te wachten, Anne beschreef later in haar dagboek de eerste indrukken die ze van het meisje kreeg. "Ze heeft een fijngebouwd gezicht, en het staat stevig op haar schouders. Haar gezicht is moeilijk te beschrijven. Het is intelligent, maar het ontbeert gevoeligheid, of een ziel of zoiets. Haar mond is groot en fijn gevormd. Je kunt in één oogopslag zien dat ze blind is. Eén oog is groter dan het andere en steekt duidelijk iets uit. Ze glimlacht zelden. "
Anne, die zelf nog geen eenentwintig jaar oud was, besefte al snel wat de oorzaak was van Helen’s woedeaanvallen. Ze wist dat, indien ze Helen zou kunnen leren communiceren, Helen een totaal ander mens zou worden. Hoe dan ook, voordat Anne Helen iets zou kunnen leren, zou ze het kind eerst onder controle moeten krijgen. Als ze probeerde om Helen iets te laten doen waar ze geen zin in had, dan begon Helen te schreeuwen en te bijten. Helen’s familie was overdreven beschermend voor het kind en bemoeide zich constant met de manier waarop Anne met Helen omging. Anne besloot met het kind apart in een klein huisje te gaan wonen.
Helen was gewend om haar zin door te drijven met behulp van haar woedeaanvallen. Anne weigerde hier echter aan toe te geven en kwam uiteindelijk als winnaar uit de strijd te voorschijn dankzij haar wilskracht en doorzettingsvermogen. Helen merkte dat er eindelijk iemand was die haar serieus nam en het duurde daarna niet lang of Helen en Anne waren onafscheidelijk.
Anne vatte het plan op om Helen met haar ene hand diverse voorwerpen te laten voelen en in de andere hand het bijbehorende woord te spellen met het handalfabet. Ze hoopte dat Helen zou begrijpen, dat het gebaar een naam was voor het voorwerp. Helen leerde al snel om de verschillende gebaren te imiteren, maar ze leek niet te beseffen dat het gebaar dat in haar ene hand gemaakt werd iets te maken had met het voorwerp dat ze met haar andere hand voelde. Voor haar was het gewoon een leuk spelletje.
De doorbraak kwam op 5 april, toen Anne met Helen naar de waterpomp ging en water over Helen’s hand liet stromen. Terwijl ze dit deed, spelde ze de letters W-A-T-E-R. Ze deed dit steeds weer opnieuw, steeds sneller en sneller. Plotseling drong het tot Helen door dat de bewegingen die Anne met haar vingers maakten een naam waren voor het koele vocht dat over haar hand stroomde. Op hetzelfde moment drong het tot haar door dat al die andere gebaren die ze bij het "spelletje" had leren imiteren ook een betekenis moesten hebben. Ze haastte zich van voorwerp naar voorwerp, raakte het aan en vroeg Anne welke naam erbij hoorde. Diezelfde dag nog leerde Helen maar liefst dertig woorden.
Anne vertelde Helen over wat er om hen heen gebeurde. Ze spelde complete zinnen in Helen’s handen, in plaats van losse woorden. Op die manier deed Helen veel kennis op, op dezelfde manier waarop een horend kind dat doet. Door Helen op deze manier over de wereld te vertellen, voorzag Anne haar van de woorden en ideeën die ze nodig zou hebben om de wereld te kunnen begrijpen.
Anne zorgde ervoor dat ze Helen les gaf over de onderwerpen die haar interesseerden. Ze plachten samen door de velden te zwerven waarbij ze spraken over alles wat maar in Helen’s hoofd opkwam. Op deze manier lukte het Anne om Helen geïnteresseerd te houden in een breed scala van onderwerpen. Het betekende ook dat de twee zich konden overgeven aan een aantal opwindende hobbies, zoals zeilen en sleeën.
Door de manier waarop Anne met Helen omging, werd Helen als snel gemakkelijker in de omgang en ze begon te leren om braille te lezen en te schrijven. In juli schreef Helen voor het eerst een brief aan haar moeder. Ze leerde ook liplezen door haar vingers tegen iemands lippen te houden en de bewegingen en vibraties te voelen. Deze methode heet Tadoma en het is een techniek die maar heel weinig mensen kunnen leren.
Eind 1887 begon Helen, dankzij een paar krantenartikelen, al een bekende persoon te worden. Nog nooit had een doof-blinde zo snel geleerd om op zo’n briljante manier te communiceren. Mark Twain werd een persoonlijke vriend van haar en noemde haar "the Miracle Worker".
De studietijd
De manier waarop Anne Helen les gaf wierp zijn vruchten af, maar uiteindelijk besloot Anne dat Helen meer formeel onderwijs nodig had als ze haar ambitie om naar de hogeschool te gaan wilde waarmaken. In 1888 gingen ze samen naar Perkins Institute for the Blind in Boston. Hier bleef Anne Helen les geven, maar dan met gebruik van de hulpmiddelen en boeken van de school.
In 1894 gingen de twee naar de Wright-Humason School for the Deaf in New York. Anne volgde de lessen met Helen en fungeerde als haar tolk. Ze vertaalde wat de docenten zeiden in gebaren in Helen’s hand en zette boek na boek om in braille. Helen bleek ook hier weer een begaafd leerlinge te zijn. Ze leerde zelfs spreken door haar vingers op de keel van een spreker te leggen en de vibraties die ze voelde te imiteren. Haar eerste spraaklerares was Sarah Fuller.
Arthur Keller, Helen’s vader, overleed in 1896, op de leeftijd van slechts 59 jaar. Helen was niet bij de begrafenis aanwezig.
In 1900 ging Helen naar het Radcliffe College. Tijdens haar studie kwamen er talloze brieven van over de hele wereld waarin mensen allerlei vragen stelden over haar jeugd, haar handicaps en hoe ze daarmee om had leren gaan. Op advies van het "Ladies’ Home Journal magazine" schreef ze haar autobiografie; "The Story of My Life". Het boek werd onmiddellijk een succes en ze verdiende er genoeg geld mee om een eigen huis te kopen.
Helen bleek ook op academisch vlak opmerkelijk begaafd te zijn en studeerde in 1904 met lof af als Bachelor of Arts. Ze was daarmee de eerste doof-blinde die ooit een universitaire graad haalde. Ze had dan ook een geweldig concentratievermogen en een fenomenaal geheugen, gecombineerd met het doorzettingsvermogen van een pitbull. Haar hele leven zou ze bezig blijven om steeds meer kennis te vergaren.
Helen was erg gelovig en haar geloof zette haar ertoe aan om de wereld nog nauwkeuriger te onderzoeken. Ze begon zich te realiseren dat er veel onrecht was in de wereld en dat mensen niet gelijk behandeld werden. Blindheid werd vaak veroorzaakt door ziekten die op hun beurt vaak het gevolg waren van armoede.
Helen werd suffragette en socialiste en ze eiste gelijke rechten voor vrouwen en beter loon voor de werkende klasse. Ze werkte ook mee aan het opzetten van de American Foundation for the Blind, om zo steun te kunnen bieden aan mensen met een visuele handicap.
Twee ongelukkige liefdes
Op Radcliffe hadden Helen en Anne kennis gemaakt met John Albert Macy. Hij had als redacteur meegewerkt aan Helen’s autobiografie. Anne en John werden al snel verliefd op elkaar en de twee trouwden op 2 mei 1905. Het paar ging in Wrentham (Massachusetts) wonen. Het huwelijk was geen succes. In 1913 vertrok John naar Europa en in 1914 werd het huwelijk als beëindigd beschouwd, hoewel er nooit een officiële echtscheiding is geweest. John zou later nog een bekend schrijver en literair criticus worden, terwijl Anne haar verdere leven weer aan het begeleiden en ondersteunen van Helen wijdde. John Albert Macy overleed in 1932.
In 1916 werd Anne korte tijd ziek. Noodgedwongen werd de hulp ingeroepen van Peter Fagan, een 29-jarige socialistische krantenuitgever, die tijdelijk als Helen’s secretaris dienst deed. Helen en Peter raakten tot over hun oren verliefd op elkaar. Er werd zelfs een trouwvergunning geregeld. Een journalist uit Bosten kreeg echter lucht van het voorgenomen huwelijk en schreef een venijnig artikel, waarin hij er de aandacht op vestigde dat de ongetrouwde Peter Fagen en Helen Keller in één huis woonden. Dat dit louter uit praktische overwegingen was, daar schonk de journalist geen aandacht aan. Hij schreef niet met zoveel woorden dat er iets onfatsoenlijks gebeurde, maar suggereerde het wel. Helen was geschokt. Haar goede naam als Christelijke vrouw was aangetast. Ze beval Peter Fagen met pijn in het hart het huis te verlaten. "De liefde die was gekomen, ongezien en onverwacht, verdween met klappende wieken," schreef Helen Keller bedroefd, eraan toevoegend dat de korte romance haar bij zou blijven als "een klein eiland van vreugde, omringd door donkere wateren." Nog jaren bleef haar eenzaamheid een grote teleurstelling voor haar zijn. "Als ik kon zien," zei ze eens, "zou ik zeker trouwen."
Een leven vol werk en erkenning
Anne en Helen vestigden zich in 1917 in Forest Hills, New York. In 1921 overleed Kate Adams Keller, Helen’s moeder, op 64-jarige leeftijd. Anne’s ogen gingen ondertussen steeds meer achteruit. Na verloop van tijd kon zij de huishouding niet meer doen en in 1924 werd Polly Thompson als huishoudster aangenomen. In datzelfde jaar gingen Anne en Helen werken voor de American Foundation for the Blind als pleitbezorgers, adviseurs en "fundraisers". In 1927 maakten de twee kennis met Nella Braddy, die zich ten doel stelde de biografie van Anne te schrijven. Het is aan Nella te danken dat we nu zo veel over Anne weten, zelfs zaken die tot dan toe voor Helen verborgen gebleven waren.
Anne ontving in 1932 een eredoctoraat van Temple University wegens haar verdiensten voor het onderwijs aan kinderen met een handicap. Tijdens de ceremonie vertelde Helen hoe Anne haar de wereld van de horenden en zienden had binnengeleid, terwijl Anne verlegen en met een blos tussen het publiek zat. Anne’s biografie, "Teacher Anne Sullivan Macy", werd in 1933 gepubliceerd.
Naast "The Story of My Life" schreef Helen nog elf andere boeken, waaronder "The World I Live In" (1908), "Helen Keller’s Journal, 1936-1937" (1938), "Let Us Have Faith" (1940) en "The Open Door" (1957), en talloze artikelen over blindheid, doofheid, sociale onderwerpen en vrouwenrechten. Ze ontmoette elke Amerikaanse president die tijdens haar leven diende. Ze leerde van muziek te genieten dank zij de hulp van de befaamde violist Jascha Heifetz. Door haar vingers op de kast van de viool te leggen, was ze in staat om de componist te herkennen. Ze leerde zelfs dansen in de studio van Martha Graham, door de vibraties van de muziek via de vloer te voelen.
Ondanks haar brede belangstelling verloor Helen nooit de noden van anderen die blind of doof-blind waren uit het oog. Ze was een persoonlijke vriend van Dr. Peter J. Salmon, die leiding gaf aan "the Industrial Home for the Blind" (later omgedoopt in "Helen Keller Services for the Blind") en ze gaf ook haar steun aan wat nu bekend staat als "the Helen Keller National Center for the Deaf-Blind Youths and Adults". Helen bleef zich onvermoeibaar inzetten voor allerlei doelen, waaronder de strijd tegen kinderarbeid en de doodstraf.
Ze reisde door het land en gaf lezing na lezing. Er werden vele boeken over haar geschreven en diverse toneelstukken en films over haar leven gemaakt. Uiteindelijk werd ze zo beroemd dat ze ook in het buitenland werd uitgenodigd en vele eerbewijzen ontving van buitenlandse universiteiten en monarchen. Zo werd ze in 1932 vicevoorzitter van het "National Institute for the Blind" in het Verenigd Koninkrijk en ook een erelidmaatschap van het Educational Institute of Scotland werd haar niet onthouden. In totaal bezocht Helen maar liefst 35 landen.
Anne’s dood
Op 20 oktober 1936 overleed Anne Sullivan in Forrest Hills, op de leeftijd van 70 jaar. Haar lichaam werd in New York City gecremeerd en haar as werd bijgezet in het Columbarium van de National Cathedral in Washington DC. Ze was de eerste vrouw die deze eer te beurt viel.
Velen hadden nooit kunnen geloven dat de blinde en dove Helen in staat was geweest om zoveel te bereiken en deze sceptici geloofden dan ook, dat het na de dood van Anne heel stil zou worden rond Helen. Helen ging echter onverstoorbaar door met haar werk. Uit het dagboek, dat Helen na Anne’s dood bij ging houden, blijkt ook wat een intelligente vrouw Helen geweest moet zijn.
Polly Thomson, die voor Helen en Anne al enkele jaren als secretaresse en huishoudster fungeerde, werd nu Helen’s belangrijkste gezelschap. Helen en Polly verhuisden twee jaar na Anne’s dood naar Westport (Connecticut). Toen miss Thomson zelf door een beroerte getroffen werd, werd duidelijk dat een opvolgster voor Polly opgeleid moest worden. De keuze viel op Winefred Corbally. Polly Thomson overleed in 1960. Winefred nam de rol van Polly over en zorgde de rest van Helen’s leven voor haar.
Het aantal eerbewijzen dat Helen gedurende haar leven ontving, is nauwelijks voorstelbaar. In 1952 ontving Helen de Gold Medal of the National Institute of Social Sciences. In 1953 werd ze geëerd aan de Sorbonne in Parijs en in 1955 ontving ze de Academy Award voor haar documentaire "Helen Keller In Her Story" en een eredoctoraat van Harvard. In 1964 ontving ze de hoogste Amerikaanse civiele onderscheiding, de Presidential Medal of Freedom van President Lyndon B. Johnson. Ze kreeg ook nog eredoctoraten van de universiteiten van Temple, Glasgow, Berlijn, Delhi, Witwaters (Zuid Afrika) en Johannesburg. En dat is dan nog maar een kleine selectie.
Helen’s laatste jaren
In 1960 werd een fontein bij Radcliffe College gewijd aan de nagedachtenis van Anne Sullivan. Bij de ceremonie die bij deze gelegenheid werd gehouden, sprak Helen Keller één woord: "Water."
Helen Keller’s laatste openbare optreden vond plaats in 1961, toen ze te gast was bij de Lions club in Wachington DC. Helen ontving daar de Lions Humanitarian Award voor alles wat ze voor gehandicapten had gedaan. De rest van haar leven zou Helen in ale rust slijten in Arcan Ridge, waar ze regelmatig bezoek kreeg van familieleden en vrienden en waar ze veel van haar tijd doorbracht met lezen.
Op 1 juni 1986 stierf Helen Keller in Arcan Ridge, slechts enkele weken voor haar 88-ste verjaardag, vredig in haar bed. Op 5 juni werd een uitvaartdienst gehouden in de Washington Cathedral. In zijn lofrede zei senator Lister Hill, een vriend van de familie en voormalig klasgenoot van Helen’s broer, dat Helen voort zal leven, "een van de weinige onsterfelijke namen. Haar geest zal voortleven zo lang mensen kunnen lezen en verhalen verteld kunnen worden over de vrouw die de wereld liet zien dat er geen grenzen zijn aan moed en geloof." Het uit vijftig personen bestaande koor van "Perkins school for the Blind" verzorgde de muziek. Helen’s as werd bijgezet in het Columbarium van de National Cathedral, direct naast de urn met de as van Anne Sullivan, zoals Helen zelf wilde.
Epiloog
Na Helen’s dood werd er in haar naam een organisatie opgericht met als doel blindheid te bestrijden in ontwikkelingslanden. In onze tijd is deze organisatie, Helen Keller International, een van de grootste organisaties die zich inzet voor blinden in de derde wereld.
Helen’s geboortehuis is nu een herdenkingsoord en zij is één van de twintig vrouwen die werden opgenomen in de Women’s Hall of Fame op de wereldtentoonstelling in New York.
In onze tijd is Helen Keller nog altijd een bekende persoonlijkheid. Anne Sullivan is veel minder bekend. Het is echter belangrijk om te beseffen dat Helen Keller zonder de hulp van anderen, en in het bijzonder die van Anne Sullivan, nooit zo veel had kunnen bereiken. Ze was voor een groot deel afhankelijk van Anne, die haar bijna vijftig jaar begeleidde. Zonder haar toegewijdde lerares was Helen waarschijnlijk opgesloten gebleven in een geïsoleerde en verwarde wereld.
Hoe het ook zij, er is geen enkele twijfel dat Helen Keller een bijzondere persoon was. Ze was zeer intelligent, gevoelig en vastbesloten. Ze was in ieder geval de eerste doof-blinde persoon die haar leven tot zo’n geweldig succes wist te maken.
Haar grootste verdienste is mischien wel geweest dat ze anderen ervan wist te overtuigen dat een handicap niet het einde van de wereld betekent. Zoals een Japanse vrouw over Helen Keller zei: "Generaties lang, meer dan we kunnen tellen, hebben we het hoofd gebogen en ons onderworpen aan blindheid en armoede. Deze blinde en dove vrouw houdt het hoofd hoog en leert ons onze weg te vinden met werk en vrolijkheid. Ze brengt licht en hoop in het hart."